Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] LV. Troost. Zij bracht mij rozen en kwam troost mij vragen, Met groote lijdensoogen, zonder woorden. Zacht lag de nacht; geen stemmen die ons stoorden. Stil, aan mijn schoot, voelde ik haar tranen klagen. - ‘Arm zwak gemarteld kind! wee wie u moorden Met leed, te zwaar om 't heel alleen te dragen!’ En 't woeste haamren onzer harteslagen Versmolt, in zeegnend meelij, tot accoorden. Weende ik om haar, roos ruw verscheurd, versmeten? Weende ik, in zelfzucht, niet om eigen lijden? Wie zal het woord van 't zieleraadsel weten? O 't is een uur uit lang voorbije tijden En, - vreemd, - dien avond kan ik niet vergeten, Die ons, vervreemd nu, kwam tot zustren wijden. Vorige Volgende