Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] LI. Meinacht. Nachtkalm is 't park, met lanen lang verlaten. De luwe lucht is éen lauw geurenbad. Magnolias, roosblank, vlak aan 't water, laten Bloembladen drijven op het vijvernat. De boomen sluimren, droomloos en gelaten; Wat sneeuw van meidoorn vlokt van boschje op pad. 'k Hoor, in de verte, een lam zachtklagend blaten, Of 't was verdwaald en droef om moeder bad. Of 't vragend blaten wekte een slapend lijden, Rilt door de stilte boomen-stameltaal. De aanhef is ruischen en, om 't leed te wijden, Tot, triomfantlijk, troost op aarde daal, Zingt luid zijn lied, dat leert in smart verblijden, Tragisch en hoog, de heil'ge Nachtegaal. Vorige Volgende