Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] XLVIII. In balsemluchten. In zongedrenkte blauwe balsemluchten Baden de blank- en goudgestipte weiën. 't Woud, ros van knoppen, schalt van vogelreien, Een wolk van groen omsluiert de gehuchten. Op 't zwart-en-blond van ruige duinenrijen Trekt schaduw heen van duive- en zwaluwvluchten. En bloesem tooit, belovend purpren vruchten, Den kersentuin, waar meisjes spelemeien. In 't gras, alom, langs laantje en heg en sloten, Bloeien de kleine gouden sleutelbloemen, Waarmee de Lente de Aarde heeft ontsloten. Nu roept Natuur haar dichters, dat zij roemen, In zoeter zang dan ooit haar vooglen floten: - ‘Wat zijn zal moet wat was ten doode doemen.’ Vorige Volgende