Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] XLVI. Avondzee. Rood, moordrood, donker als geronnen bloed, Rijst het verweerde zeil van 't oude schip. Zwart, rouwzwart, droef als weduwsluier-krip, Hangen de netten, wachtend op den vloed. Reinrood als rozeschelp of vrouwelip, Over de Zee die, rollend aan vol moed, Met golvendrommen 't strand veroovren moet, Welft zich de hemel zonder wolkenstip. En zorgloos plonst een blonde kinderschaar In 't schuim, blootbeens, luid juichend, hand in hand. En morgen... morgen zijn hun vaders - waar? En machtig zoeft de zeewind over 't strand, In bloedrood zeil en lichtblond meisjeshaar. En de avondzon zet lucht en zee in brand. Vorige Volgende