Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] XXXVIII. Octoberzee. Breed blinkt de Zee, vaalgroen en zilver, kil, In 't bleeke licht der lucht, tot grijs verstijfd, En over 't leeggeveegde zeestrand drijft Een witte rij van meeuwen, schreiend schril. Op 't ondoorzichtig hemelgrauw beschrijft Het rosbruin want van 't schip, dat trotsen wil De Octoberzee, zijn lijnen bijna stil. 't Is of de storm op één wenk wachten blijft. De wilde golven tuimlen, schuimbekroesd, Uitjuichend luid op 't slanggeschubde strand, Of nu de Zee haar rijk heroovren moest. En ze overstemmen 't windgeklaag in 't want En 't weegeschrei der meeuwen, vreugdewoest, Wijl weer de Zee ligt in Mysteriehand. Vorige Volgende