Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] XXXVII. Herfsttreuren. Bleek, over 't weekgroen weiland, sleept een kleed Van ijle, als feeën weven, zilverwazen. In 't wijkend grijs verschiet, waar geiten grazen, Weenen de wolken over 't wereldleed. De blaadren sterven, door den wind geblazen In 't bruine slijk, dat ze eens ontbloeien deed. En naakt en mager, maar ten strijd gereed, Wachten de boomen op 't orkanen-razen. O kwam de Zon nu met haar gouden speer De domp'ge dampen flink aan flarden scheuren En troosten de Aarde met haar aanschijn weer! Mijn ziel, bezwaard van klamme najaarsgeuren, Vloog zingend, lichter dan een vogelvêer, Naar 't Rijk van Licht, hoog boven 't wereldtreurent! Vorige Volgende