Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] XXXVI. Popel. O slanke Popel met uw lichtbewogen, Al sidderend en zingend vlinderloover, Vol windmuziek en zonnelicht-getoover, Een droom voor de ooren en een spel voor de oogen! Aan flarden rij te uw kleed de bladerroover Die Herfst heet, zwart en kaal, maar ongebogen, Rijst recht, een pijl van de aarde, uw stam ten hoogen, Vrij zwijge uw stem, uw streven blijft u over. O slanke Popel, beeld van dichterleven! Wil ook mijn ziel niet koen den hemel naadren En koeltje en storm in zangen wedergeven? 'k Voel d' adem Gods trouw beven in mijn blaadren. En trotsch zal nog mijn stam ten hemel streven, Als, dor, mijn Joover rust op 't graf der vaadren. Vorige Volgende