Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] XXXIII. Doodsengel. O donkere Engel der verschrikking, Dood! Zwaar lag uw zwarte schaduw op mijn zijn, Verraderlijk verdervend tot venijn Den gouden feestdronk dien mij 't Leven bood. Mijn voeten voelde ik zinken in een mijn, Als ingezogen diep in d' aardeschoot. Als sneeuw tot water, uit mijn hand vervloot De steun dien 'k vastklampte in mijn zielepijn. Ik riep tot God en God, in medelij, Riep ván zijn kind u, donkere Engel Dood, En gaf als nieuw geschenk het Leven mij.... En 't boomengroen en 't rozen-wit-en-rood En 't zeeëzilver, dat ik, levensblij, Verheerlijke ál waarin Hij schoonheid goot. Vorige Volgende