Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] XXXII. Rust. Hart, wilt gij rusten, als een doodarm kind, Van zwaar gezwoeg in zonlicht afgemat, De moede voetjes wond van 't steenig pad, Maar lachend blij als 't Moeder wedervindt? Zij slaapt zoo kalm, door Moeders arm omvat En Moeders adem lijkt haar zomerwind. En zalig droomt zij, veilig en bemind, Dat ze alles krijgt wat prinsenkindje ooit had. Maar soms, bang hijgend in de donkre hut, Zwoegt ze, in haar droom, de zware dagtaak weer, Tot Moeder 't merkt en zacht baar wakker schudt. Maar 't arme kind hervindt haar rust niet meer. Droef ligt ze en voelt, trots d' arm die haar beschut, Haar kracht gebroken en haar leden zeer. Vorige Volgende