Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] XV. Schemering. Schaduwen over de paden Wuiven als wenkende handen. Schimmen in grijze gewaden Wandelen over de landen. Schemering over de velden.... Diep in de boschjes al duister. Koel, of ze iets droefs mij vertelden, Ruischen de kruinen gefluister. Schimmen in zilvergewaden Glijden, als mist, door mijn handen, Zoekend een meer om te baden, Zwart, waar geen sterren in branden. Voel ik geen hand op mijn schouder? Voel ik geen traan op mijn voorhoofd? O zulk een dwalen maakt ouder! Was nu maar thuiskeer veroorloofd! [pagina 62] [p. 62] Bang, o zoo bang en bevangen, - Klop zoo niet, hart, als een hamer! - Hijg ik in angstig verlangen, Bang, naar mijn veilige kamer. Donker versombert de paden, 'k Voel, maar ik zie niet, die handen... Schimmen in ritselgewaden Gaan naar de lichtlooze landen. Vorige Volgende