Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] XIV. Avondlied. Nu wazen weide en bouwland weg In vrede aanminnig. Een vogel op een dorenheg Zingt droef en innig. De zon drijft bevend boven 't land In gouden nevel, Zet elke ruit in rozebrand Aan eiken gevel. De klaterpopels buigen, zwart Op gouden luchten. Zij zoeken steun voor groote smart: - Ik hoor ze zuchten. En bruideblank op 't hemelgoud, In stille tuinen, Staan bloesemboomen, beurend stout Beloftekruinen. [pagina 60] [p. 60] De linden geuren langs den weg, Die liefdeboomen... De vogel op den dorenheg, Die zingt mijn droomen. Vorige Volgende