Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] XIII. Langs de lanen. O zoet, bij zoelen zomernoen, - Zacht wiegt de wagen - Gevlucht verweg, in veldengroen Zich laten dragen! Als bronskolommen rijzen fier De hooge stammen. En berk en zilverpopulier Zijn blanke vlammen. De hemel blinkt zoo zuiverblauw Als prachtturkooizen. De vooglen kweelen zangen trouw Op vele vooizen. Hoog bloeiend óp bij heesterhout, Aan beide zijen, Staan wilde bloemen, geel als goud, In wijde rijen. [pagina 58] [p. 58] 't Is of Natuur wie haar behoort Al voelend komen, Den blonden landweg heeft geboord Met gouden zoomen. Melodisch ruischt de zomerlof Van alle blaad'ren, Nu we in een wolk van gouden stof De wouden naad'ren. O 't is voor mij, o, 't is voor ons, 't Is ál ons eigen: En 't hemelblauw én 't stammenbrons En 't looverneigen. Voor ons die vlinders zwevend hoog Uit gouden kelken.... 't Is of mijn ziel naar bloemen vloog, Die nooit verwelken. Vorige Volgende