Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] IV. Duiven. Ziet ge de duiven, in blanke groepen, Drijven door 't blauw, als een vrededroom? Hoort ge ze klapwieken, hoort ge ze roepen, Boven ons hoofd, in den Levensboom? Zal ik ze lokken met zachte gebaren? Schuw zijn de vooglen van 't Paradijs. 'k Zag er zoo menig ten hemel varen, Wufte gezel van mijn aardereis. Zal ik ze lokken met blonde zaden, Over mijn schouders en lokken gestrooid? Willen we ons kleeden in reinheidsgewaden, Blank en met liefderozen getooid? Lief, als een vlek op de blanke veder, Voelen die duiven een lach van spot. Wilt ge ze ontvangen, heel stil en teeder, Blanke gezanten van ónzen God? Vorige Volgende