Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] XXIX. O Cel van glas... O cel van glas, vol groen van palm en varen En zomersneeuw van bruidlijk blanke rozen, Waar 'k sprak tot Hem, die mij had uitgekozen, Van liefde bleek, met huivring in mijn haren: - ‘O 'k weet: het leven geeft alleen geen kozen, Geen louter rozenbloei en vogelparen! Eens schrijden wij door neevlen en gevaren, De lippen wit, die nu van weelde blozen. ‘Neem deze vrucht, - zie, 't ooftbloed kleurt uw handen - 't Is 't Heilig Avondmaal van onze liefde: Mijn vleesch, mijn bloed, mijn ziel in kerkerwanden.’ Toen, in de cel van traliën, die hem griefde, Zong, als een ziel bij 't slaken van haar banden, Een vogel, droomend dat hij 't blauw doorkliefde. Vorige Volgende