Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XXVIII. Die ééne kamer. Die ééne kamer zie ik áltoos weder, Waar mij voor 't eerst mijn Een'ge kwam bezoeken. - Wat blanke leeljen en wat gele boeken En 't zachtgezeefde goud van zomerweder Op 't meubelrood... Nog zweeft in alle hoeken, Als leliegeur subtiel, mijn heimwee teeder. - Nu wilde ik schrijven met een duivenveder En woorden mooi en rein als leeljen zoeken. - O zal, als vele jaren zijn verstreken, Het heilig haardvuur in mijn hart verkoelen En deze erinn'ring in mijn ziel verbleeken? Neen, 'k weet, zoolang 'k bewust mijn Ik zal voelen, Zal, deel van mij, dat heugnisbeeld niet breken, Hier - of in 't Land, waarheen we onwetend doelen. Vorige Volgende