Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] XXVII. Vredemeer. Nu ligt mijn ziel zóó grondloos diep verzonken In 't zondoordrongen blauwe Vredemeer, Waaruit mijn droomen dorstig laving dronken, Dat ik wel nimmer tot de wereld keer. Licht drijft ze in licht en speelt met zonnevonken, En laat zich dragen als een zwaneveêr. Van de aardestemmen, die zoo klagend klonken, Bereikt haar rust geen enkele echo meer. De dorre heide van 't verloren leven, Vol eenzame' angst, ligt vér in donkren nacht, Zóó ver dat mij geen heugnis kan doen beven. Lelie in 't water, slaapt in weeldemacht Mijn stille ziel en weet van wil noch streven... Is dit nu dood-zijn, dan is sterven zacht. Vorige Volgende