Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] XXVI. Tehuiskeer. Als een die, vreemd'ling in zijn vaderstad, Na jarenlange reizen wederkeert, Aarzelend zoekt, de taal van 't land verleerd, Naar 't ouderhuis het oudbegane pad; En vreest vervreemd wie met hem heeft verkeerd, Of hij geen vriend meer en geen broeder had; - Doch wedervindt zijn heele weeldeschat, In 't hart der zijnen heerlijk ongedeerd; - Zoo doolde ik vreezend door mijn leven rond, Zoekend naar 't huis van vrede, in Liefdeland, Waar geen mijn weg wist of mijn taal verstond. Tot gij me, o Liefste! leidde bij de hand Naar 't huis waar 'k licht en wijn en rozen vond En vlammengloed van grooten zielebrand. Vorige Volgende