Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] XIX. Bloemenbanden. Toen kwam Zij tót mij met haar bloemenbanden, Die, sterk en zacht, mij weer aan 't Leven bonden. En 'k toornde: ‘O Liefde! ik ken uw looze vonden. ‘Vrij blijft mijn ziel, al ketent gij mijn handen. ‘Ik haat U, Liefde, om 't slaan van zooveel wonden! Ik vloek U, Liefde, om zóoveel hellebranden!’ Doch Liefde sprak: - ‘Mijn weg leidt naar Gods landen, 'k Ben niet wie gij meent, maar door God gezonden.’ Maar twijflend, ik: - ‘Hoe zal, o rijke aan logen! 'k Met U langs de aarde een weg ten hemel vinden?’ Toen zag ik zacht haar kleed van licht bewogen Door vleuglen, trillend op de hemelwinden En hemelheimwee droomend in haar oogen. - Toen boog ik 't hoofd en liet mij willig binden. Vorige Volgende