Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] XIII. Aankomst. Het laatste licht, weerkaatst door de ijz'ren lijnen, Kleurt d'avondmist met teed'ren rozegloor. O, 't groene en roode flonkerlicht der seinen Komt schooner mij dan pracht van sterren voor! O 't weedomklagend fluitgeluid der treinen Klinkt juichend me als een feestfanfare in 't oor! Karbonkelrood, als reuzige robijnen, Vonkelen, komend, de oogen van den spoor. Lief, als de pluim van 't ros, dat u mocht dragen, Krult trotsch de rook en wappert als een vaan. En uit een raam zie 'k al uw aanschijn dagen En wenken d' arm dien ge om mij heen zult slaan, Als blij me uw oogen en uw lippen vragen Of 'k wil met u naar 't Land van Liefde gaan. Vorige Volgende