Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] XI. Strand. De zomeravond strooide, uit Gods waranden, Een rozenregen over 't zeefluweel. En 't strand van heil waar, blij, mijn droomen landden, Was blozend blond, vol sneeuw van meeuwgespeel. Als reuzige engelvleuglen overspanden Blinkende wolken 't heerlijk strand geheel. En, zeegnend, op 't vereen'gen onzer handen, Viel gouden glorie ons van God ten deel. Wij traden licht, als tredend niet op de aarde, De lichte zee langs, in een zee van licht. En 't is me, o Liefste, of al het licht bewaarde Dier avondklaarte uw stralend aangezicht, Of rond uw liefde een heir van geesten waarde, Waarvoor mijn donkre weemoed dankbaar zwicht. Vorige Volgende