Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] VII. O lippen... O lippen, rood als rozen en frambozen, Die, kussen ademend, om kussen vragen! O krachtige armen, die mij, moede, kozen Om veilig door 't vijandig Zijn te dragen! O donkere oogen, zachte grondelooze Oogen, zóo rein als nooit mijn oogen zagen, Oogen, waarin geen sprank is uit den Booze, Maar waar Gods englen d' eigen blik in wagen! O jong glad voorhoofd, geestdriftvol en edel, Omkranst van blijde zijden kroezellokken, Zwart aureool om lichten dichterschedel! O stem, die me in uw armen wist te lokken, Zoo roerend zacht als 't nachtlied van een vedel, Zoo heimweevol als klank van avondklokken! Vorige Volgende