Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Arm Bestje Klein, kromgebogen, 't oude vrouwtje strompelt. De kindren schelden: - ‘Heks!’ en ‘Tooverkol!’ Eén, dat zij struikel’, drijft tot haar zijn tol, Twee bauwen na de woorden, die zij mompelt. Zij wou naar 't park, maar bang voor 't laf gesol, Dat haar, zoo zwak en weerloos, overrompelt, Haar tikklend stokje in elken plas gedompeld, Vlucht ze als, gejaagd, een diertje naar zijn hol. Hoog steilt de trap, haar borst doet pijn van 't hijgen. In 't zolderhokje is 't veilig wel en stil - Had ze éen nu maar, die lief haar was en eigen! Een vriendlijk woord is ál nog, wat zij wil. 't Is bitter áltoos worgend leed verzwijgen! Droef trilt haar mond, een traan bewaast haar bril. Vorige Volgende