Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Waanzin Het grijze vrouwtje in 't wit schikt bloemen in de vazen, Wekt op uit grauw van asch het gouden vlammenleven, Schuift bij den haard den trijpen leunstoel, luistert even, Eén vinger op den mond - En tranen dof bewazen 't Verwelkend oogenblauw. Haar rimpelhanden beven, Haar lippen bleek ontluikt een lachje vol extase - Laat waanzin tooveren die kleine vreugde-oasen, In dorre woestenij haar hart tot troost gegeven. Zij weet de eens ranke leest nu klein, naar 't graf gebogen, Haar welig harenbruin, verbleekt tot grijze vlokken, Door jarenlang geween, van rood omzoomd, haar oogen. Maar, dit uur, waant zij zich mooi kind met golvelokken. En, 't kranke lijf getooid met blanke meisjes-kleêren, Wacht hem die haar verliet - en nooit zal wederkeeren. Vorige Volgende