Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Een Naam De lenteschemer vult met lauwe donzen Viool- en violier- en mei-aromen Het stil vertrek, waar 't meisje zit te droomen, Aan 't hart gevlijd, dat ze aan haar mond voelt bonzen. De man, al grijzend, laat zich zoel doorloomen, De hand als zeegnend, op het zachte bronzen Jongmeisjeshoofd - Is dit in Léthé plonzen? Hij voelt, als vroeger, jeugd zijn bloed doorstroomen. Hij zucht een naam - 't is fluistren, meer dan spreken. Maar háar naam is 't niet - Zij won laat zijn liefde. Flink veert zij op, doet dapper of 't niet griefde, Of zij 't niet hoorde - Later mogen leken Haar stille tranen, of haar hart zou breken, Om 't éene woord, dat wreed haar heil doorkliefde. Vorige Volgende