Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Samenspraak - ‘Wat zie je, mijn lief, als je de oogen sluit?’ - ‘Het engelgelaat van mijn eerste bruid. Zij daalde voor mij uit den Hemel af En zij wenkte en zij gaf mij een bloem van haar graf.’ - ‘Hoe bleef u die schim van uw jonkheid zoo lief? Zij schreef u toch zelve dien afscheidsbrief! Een bloem van haar graf ademt lijkelucht - En ik bood je mijn mond als een rijpe vrucht. Mij behoor je en ik wil je voor mij alleen. Laat die doode gaan slapen weer onder haar steen! Zij besmette met droefheid je aleer ik je vond. Reeds geurde naar sterven haar bleeke mond. Komt zij nu als een vampier ontzuigen je bloed En je liefde en je vreugde en je levensmoed? O wist ik het bannende tooverwoord, Dat terugdreef naar 't graf, wie het graf behoort!’ - ‘O zwijg toch, ontwijd niet wat heilig is, vrouw, Vergiftig met haat niet mijn bitter berouw. Al weenende schreef zij dien afscheidsbrief, Wijl zij voelde: ‘Ik ga sterven.’ Zoo had zij mij lief. Had ik nimmer uw brandende lippen gekust! Mijn bruid was de liefde: ‘- Maar ik dan?’ - ‘De lust.’ Vorige Volgende