Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] De tweede Vrouw Stil, huivrend, sluipt met aarzeltrage voeten Door 't oude huis de jonge vrouw en, laf, Als 't bange kind, dat vreest, een schim te ontmoeten, Van de éene kamer wendt zij de oogen af. Verledenhuis, waar saam zij leven moeten, Zij en die doode, kil, vol geur van 't graf! Haar meisjesdroom met harteleed doet boeten De wraak van Haar, wie 't eerst hij liefde gaf. Daar, in die kamer, treuren nog haar klêeren. Een boek ligt open, waar zij 't laatst in las. Als op een altaar, roze en lelie eeren Haar beeltenis - Nu vroom berusting leeren! Doch zij, die leeft, voelt wanhoop haar doorsperen En weent - en wou dat zij de doode was. Vorige Volgende