Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] In den Nacht Half sluimrend nog, strekt - langvertrouwd gebaar - De hand zij uit naar zijn geliefde hand - Plots voelt zij leegte en, kil en hard, den wand En weet zij weer: hij slaapt nu ver van haar. Voor Doodenland verliet hij Liefdeland, Zoo jong - Waarom? Zij hoorden bij elkaar. 't Was maar een droom, die weelde was onwaar. De stilte gonst, de gouden nachtvlam brandt. Hij zei zoo têer: - ‘Hoe zoet dit leven saam!’ Hij noemde zacht den streelend lieven naam, Dien niemand weet, dien hij alleen haar gaf. In droom alleen nog hoort zij weer die stem En niets meer, niets meer kan zij doen voor hem Dan bloemen strooien op zijn eenzaam graf. Vorige Volgende