Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Devotie Het blonde vrouwtje vult vergulde vazen, Bij 't blanke beeldje, in mantel van azuur, Met rozen rood, die van haar tuintjesmuur, Vol vroom ontzag, haar vingren langzaam lazen. De kaarsen vlammen, rein als liefdevuur. Zij knielt en prevelt litanie-extasen: - ‘Ivoren toren! Ster der zee!’ Verbazen Zou 't haar niet, sprak nu 't mondje rozepuur. Zoo't beeldje breekt, zij zamelt trouw de scherven En past en lijmt en, kreeg zij 't mooi weer heel, Weer knielt ze er voor en let op barst noch kerven. Weer ritslen kralen, vlammen kaarsen geel. Viel 't beeldje in puin, Maria kan niet sterven. O vrome vrouw, welzalig is uw deel! Vorige Volgende