Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Rampen - Ik bloeide, lelie, in mijn bruiloftskleed. Mijn bruigom stierf. Ik bleef verlamd van schrik. - 'k Verloor mijn kindren, éen voor éen. - Maar ik Werd wreed gedoemd tot zwaarder kruis van leed: Mijn zoon werd slecht, hij pleegde een moord. Eén blik Demonisch dreef hem tot zijn noodlot - 'k Weet Geen ramp als mijne: zonder lach of kreet, Mijn eenig kind, doofstom! Hij zwijgt, ik snik. Eén mengt haar stem niet in dat tragisch koor, Maar, trotsch en kalm, haar mond verzwijgt de smart, Die, stil gedragen, knaagt haar diep in 't hart, Gelijk het dier 't Spartaansche kind. Teloor Haar leven ging toen liefde haar verliet. Zij kan niet weenen, klagen wil zij niet. Vorige Volgende