Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 202] [p. 202] XXXIX. Heimwee. De Zwitzerknaap, die van zijn bergen droomt, Ziet gletschers glinstren, blauw, in 't licht der maan, Of kruinen gloren bij het ondergaan Der zon, wier roosgloed de Alpen overstroomt. Reeds gluurt, bij 't kraaien van den waakschen haan, De grijze morgen tusschen 't kaal geboomt, Terwijl de slaper, die te ontwaken schroomt, Zijn droom blijft droomen; doch reeds wijkt de waan. En dubbel droef, in 't verre, vreemde land, Dunkt hem de dag, na zulk een schoonen droom, Zoodat hij weent, door heimwee overmand. 'k Houd de oogen dicht, wijl ik te ontwaken schroom En voort wil sluimren, doch reeds vliedt de slaap... En 'k ween van heimwee, als de Zwitzerknaap. Vorige Volgende