Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 203] [p. 203] XL. Aan mijn ziel. Vrees niet, mijn ziel, ik zal u nooit verraden! Heb ik voor u geen slepend kleed geweven, Als voor een bruid, wier rozeblos komt beven Door 't wazig wit van sluier en gewaden? Wijl 'k van uw lach en tranen heb geschreven, Wijkt ge in het woud en strooit de blanke bladen, Vol kleine zangen, langs de kronkelpaden, En deinst terug voor 't woelig menschenleven. Klaag mij niet aan, o ziel, mij driemaal heilig! 'k Ontwijdde u niet. Wend af, uit mededoogen, Den stillen weemoed van uw donkere oogen! Zijn uw geheimen in mijn borst niet veilig? Was 't u niet wel, met mij alleen te wezen En schoone bloemen uit mijn hof te lezen? Vorige