Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 197] [p. 197] XXXV. Christophoros. En in de beek stond reeds mijn voet gebaad, - Een beek, door dubblen dorst van zon en zand Half leeggezogen - toen een kinderhand Mij vasthield bij den zoom van mijn gewaad. En als een rooswolk in een gouden rand, Lachte in een lijst van goudhaar zijn gelaat, Terwijl hij sprak: - ‘Zoo gij door 't water waadt, Draag me op uw schoudren naar dat schoone land!’ En alzoo deed ik, doch, toen ik hem droeg, Werd wat mij licht leek, middlerwege, als lood, En 't water zwol zóó dreigend, dat ik vroeg: - ‘Moet ik nu sterven en zijt gij de Dood?’ Doch hij: - ‘De Dood niet, maar uw Meester wel!’ Toen zweeg de storm en 'k zei: - ‘Emmanuel!’ Vorige Volgende