Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 196] [p. 196] XXXIV. Dood. En ver van de aarde voelde ik me opgeheven, In 't nachtlijk donker, door den stillen Dood. En langzaam klepperde, in een lucht als lood, Zijn matte vleugelslag bij 't opwaarts zweven. Ik vroeg: - ‘Wanneer aanschouw ik 't morgenrood Van de eeuwigheid die thans mij wordt gegeven?’ En de engel sprak: ‘De Heer van dood en leven Bestemde uw lot; ik doe als Hij gebood.’ En, als een bloem gebroken op haar stengel, Zwijmde ik van angst in de armen van den engel. - ‘O gij die 't weet, wacht hemel mij of hel?’ - ‘Ver van Gods toom, doch ver van 't stergewemel, Zult ge eeuwig zweven tusschen hel en hemel!’ En vóór hij sprak, voelde ik mijn vonnis wel. Vorige Volgende