Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 185] [p. 185] XXIII. Lach. Ik heb gelachen, wijl ik niet wou schreien, Toen mij de vriend mijns harten had verraden. Ik stond alleen aan 't kruispunt onzer paden. Hij ging, waar blijden zich ten feestdans reien. Vaarwel den weg, dien wij te saam betraden! Mijn gids verlaat me in donkre doodsvalleien, Waar zon noch bloem mijn blik met hoop wil vleien En 'k eenzaam moet door wilde stroomen waden. Lang valt de weg aan wankelende voeten, Wanneer geen arm de zwervensmoede beuren, Geen vriendenstem de stilte komt verzoeten. Wie mij verried, zal ik dien nog betreuren? Geen traan voor dezen! - Mocht ik hem ontmoeten, Ik lachte wêer, al zou 't mijn lippen scheuren! Vorige Volgende