Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] XIV. Offerkransen. Ik kan niet zwijgen en ik mag niet spreken. Mijn kleine kamer houdt mijn groot verlangen En heilge schroom 't klapwiekend lied gevangen. O laat mij zingen, of mijn hart zal breken! Mag niet de dichter zachtberoosde wangen, Lieflachende oogen, die hem starren leken En lokkengoud, dat zongoud doet verbleeken, Onsterflijk maken in gewijde zangen? Ik, die de schoonheid van uw ziel wil roemen, Mag met den mijnen niet uw naam verbinden, Zoodat met mijn lied U de menschen noemen. Laat me, als een god, uw altaar dan omwinden Met groene kransen! Moge uw blik begroeten Mijne arme bloemen aan uw marmren voeten! Vorige Volgende