Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 168] [p. 168] VI. Slapend kind. Terwijl daar buiten wilde stormen loeien, Slaapt, in haar bedje, 't lieve kind tevreden: Half blootgewoeld, de reine rozeleden, De frische wang nog blozend-warm van 't stoeien. Het donzen dek is losjes nêergegleden. De blonde lokken, gouden sluier, vloeien Om 't zacht gezichtje, dat mijn blik blijft boeien. 't Half open mondje heeft nog pas gebeden. Slaap, kindje, en droom van vlinders en van rozen, Van 't wuivend woud, waar blijde vogels kweelen Of van de pop wier wassen koontjes blozen! Eens zult ook gij, die thans nog droomt van spelen, Een kroon van doornen om uw voorhoofd voelen En, bitter weenend, op uw leger woelen. Vorige Volgende