Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 165] [p. 165] III. Ontwaken. 'k Voel aan de linkerzijde een machtig kloppen: Mijn hart is uit een langen slaap verrezen. Een zoete smart doortintelt heel mijn wezen. Naast nieuwe doornen groeien nieuwe knoppen. Wie leert mij weder hopen, weder vreezen? Wie roert mijn ziel met warme vingertoppen? Wiens medelijden vloeide in balsemdroppen? Wie sprak zoo zacht: - ‘Uw wonde zal genezen?’ Laat mij een krans u om de lokken winden, Een zelfgevlochte krans van wilde bloemen, Waarop, als tranen, perels dauw nog blinken. Geen volle roos, geen lelie mocht ik vinden: Viooltjes slechts, wier schoon geen mond zal roemen, Doch uit wier kelkjes vlinders honig drinken. Vorige Volgende