Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] XIII. Over de donkere Dyle. Over de donkere Dyle Fladderen donzige duiven. Boomen, als in een idylle, Wenken elkander en wuiven. Over het brokkelig muurtje Slieren de rozen haar slingers. Gracelijk groetend zijn buurtje, Spitst de goû-regen zijn vingers. Muurbloemen tusschen de spleten Gluren in 't spiegelend water. Stil van de stengels gereten, Regent goû-regen in 't water. [pagina 146] [p. 146] Bloemen, waar drijft ge zoo blij heen? Wolken, waar wiekt ge als de wind weg? Leeft er dan geen, die om mij ween'? Geen, die meelijdend ‘mijn kind’ zegg'? Scheepje, is er plaats onder 't flappend Zeil dat u voert langs de stroomen? Duifje, is er plaats onder 't klappend Vleugelenpaar, - voor mijn dromen? Wolken, stort zilveren zegen Over het woud, waar mijn ziel dwaalt! Bloemen, schiet op langs de wegen, Waar nu aan 't loover de ziel faalt! De olmen, als in een idylle, Wenken elkander en wuiven... Over de donkere Dyle, Fladdert daarheen, o mijn duiven! Vorige Volgende