Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] XI. Winternacht. De volle maan beschijnt de donzen daken En schittert schel op mijn bevrozen ruiten. Ik hoor den wind door poort en schoorsteen fluiten, De honden huilen en de meubels kraken. Waar 't bloeiend glas mijn ademtocht voelt blaken, Smelt de ijstooi weg en tuur ik strak naar buiten. De volle maan beschijnt de donzen daken En schittert schel op mijn bevrozen ruiten. Hoe rein rust de Aard nu, onder 't sneeuwen laken! Heil wie, als zij, den Slaap aan 't hart mag sluiten! Zwaar wordt de weemoed, die geen woord kan uiten. Mijn smart en ik, wij weenen niet, wij waken. De volle maan beschijnt de donzen daken. Vorige Volgende