Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] X. Winterwind. De wolken drijven. De ontblaarde boomen trillen, nat van tranen, En zingen 't lied van heil, dat niet mocht blijven. Waar is 't gevloden? In 't ruischend loover zongen vink en merel, Het blauwe zwerk doorzweefden hemelboden. Een gouden regen Van zonnestralen kuste kruin en twijgen. Verliefde paren poosden hier, en zwegen. O zomernachten! Vol englenoogen blonk de starrenhemel; Een vogel zong zijn lied van eeuwig smachten. [pagina 141] [p. 141] In 't manegloren En 't starrevonklen, streefden pijn en popel, Met trotschen top, de transen te doorboren. O hel des harten! Verloren vreugde in wanhoopstijd herdenken! Klaag vrij, o woud! beschrei uw wilde smarten! Vergaan, verdwenen Is ook mijn heil, doch woorden vindt mijn wee niet... Klaag gij, o wind! voor ons, die niet meer weenen! Vorige Volgende