Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] IX. Winterlied. De wolken dreven wondersnel, De boomen bogen naar elkaar. - O mannenliefde! o wolkenspel! Luid sloeg mijn hart, van weemoed zwaar. De boomen bogen naar elkaar; Fel blies de kille winterwind. - Luid sloeg mijn hart, van weemoed zwaar. 'k Had willen weenen als een kind. Fel blies de kille winterwind, De looverlooze lanen door. - 'k Had willen weenen als een kind; 't Was, of die wind mijn hart bevroor. [pagina 139] [p. 139] De looverlooze lanen door, Toog ooit zoo bleek, zoo stil een paar? - 't Was, of die wind mijn hart bevroor. Wij gingen zwijgend naast elkaar. Toog ooit zoo bleek, zoo stil een paar De dreven langs, met droever zin? - Wij gingen zwijgend naast elkaar, Een troostelooze toekomst in. De dreven langs, met droever zin Dan 't laatste blaadje, dat daar beeft... - Een troostelooze toekomst in, Waar heil noch hoop in 't harte leeft... Het laatste blaadje, dat daar beeft, Zal nooit de nieuwe lente zien. - Waar heil noch hoop in 't harte leeft, Wie zal daar liefde en laving biên? Zal ik de nieuwe lente zien? O mannenliefde! o wolkenspel! - Wie zal daar liefde en laving biên? De wolken dreven wondersnel. Vorige Volgende