Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] II. Avondlied. Rustig, op den gladden vijver, zwemmen zilverreine zwanen. Hagelblanke hagedoren spreidt zijn geuren langs de lanen. Plechtig zeilen witte wolken, waar de kimmen blozend blauwen. Statig stappend langs de paden, pronken perelblanke pauwen. Benglend met haar fijne klokjes, lonkt het lelietje van dalen; De anemoon ontvouwt haar kelkje, 't madeliefje schiet haar stralen. [pagina 125] [p. 125] Over bleeke rozen fladdren witte vlinders heen en weder. Tusschen bevend berkenloover koert een sneeuwen duive teeder. Door de dreven dwalen droomend blanke maagden en, ginds verre, Tintelt, eenzaam, eeuwig zwijgend, de onbereikbre liefdesterre. Vorige Volgende