Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] XXIV. Eenzaamheid. In d'ouderwetschen, hooggerugden leunstoel, Bij 't kwijnend haardvuur, zit de grijze en droomt. De vlammengloed glijdt over 't rosse goudlêer En op de koopren spijkers van haar zetel, En flikkert flauw op brilleglas en breinaald, Die ze achteloos liet zinken in haar schoot. Een kanten mutsje omlijst haar geelbleek voorhoofd In stemmig zwart. Die ingevallen slapen, Waarboven, glad, de zilvren lokken golven, Die dunne lippen, eens zoo vol en rood, Die matte blik, strak starende in het vuur, Spreekt alles niet van eenzaamheid en rouw? Zacht kleurt de laatste gloor van 't stervend vuur De zware plooien van haar dofzwart kleed. Nauw trilt één vonk nog in de smeulende asch. En heel 't vertrek is donker om haar heen. Vorige Volgende