Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] XV. De vest. De stille vest, waar beurtlings olm en linde Hun loover spreiden, waar de zon doorheen gluurt, Ligt gansch verlaten. Stil, op 't mulle zandpad, Reeds hier en daar bezaaid met dor gebladert, Gaat, diep gebukt, een rimplig, tanig vrouwtje, Met wijden kap en zwartkatoenen mantel. Aan 't groene bankje, een plankje op steenen paaltjes, Leunt, blond en bleek, een kind, in lichte lompen, De bloote voetjes grijs van 't stuivend zand. Doch statig wandelt, langzaam, onder 't loover, - 't Eerwaardig hoofd omlijst door zilvren lokken, Die, los ontglipt den breedgeranden vilthoed, Op 't zwart gewaad zachtglansend nedergolven, - [pagina 104] [p. 104] De grijze priester naar 't vervallen klooster. En vriendlijk wuift, als de oude geestlijke aanbelt, De acacia, die over 't muurtje heenkijkt, Van uit den hof, den welbekende welkom. Vorige Volgende