Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] IX. Boonenbloesem. Nu trilt en geurt, vóór elke boerenwoning, Een hooge heg van blanken boonenbloesem. Bevallig kronkelt om de stijve staken Het smijdig loof, versierd met fijne bloemen, Als witte vlinders die, met open wieken, Een wijle rusten op de ranke stengels. De wandlaar poost, bij dalend avonddonker, En weifelt nog, als honigzoete geuren. Hem vleiend streden, of een sneeuwbui nêervlokt - Reeds naakt het najaar, koel reeds waait de nachtwind - Dan wel een zwerm blankvleugelige vlinders, In 't loof zich nêerlaat en, daar poozend, klapwiekt. Vorige Volgende