Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] VIII. De non. Vóór 't prachtvol outer van gedreven zilver, Waar, tusschen blanke en roode rozen, 't beeldje Der Moedermaagd, in sneeuwwit fulp gedost, prijkt, Ligt, in aanbidding, op den lagen bidstoel Geknield, de jonge non, wier slanke vingren Een kraal verschuiven van baar rozekrans. Haar zwart gewaad omhult, in zware plooien, Den ranken leest, nu deemoedsvol gebogen. De linnen kap omhuift een bloemenfrisch, Lieftallig-rein gelaat: een lelievoorhoofd, Stil droomende oogen, slapen, blauw dooraderd, Een donzen koon, van hemelliefde blozend, En lichtbewogen, fijne rozelippen. [pagina 94] [p. 94] Roodgeel, vóór 't altaar, vlammen lamp en waskaars. Een zonnestraal doorgloort het bonte boograam En werpt op grauwe zerk en grijzen pijler, Terzij van 't meisje, een zachten purpergloed. Vorige Volgende