Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Dorp en stad. [pagina 85] [p. 85] I. De gracht. In 't middaggloren slaapt de stille gracht. Op 't groene water spelen flikkerlichtjes, Waar, zacht, de wind de gladde golfjes rimpelt. Aan gindschen wal, bij 't groenbemoste muurtje Waarboven, blank, een bloeiende appelboom Zijn knoestige armen en besneeuwden kruin heft, Niet ver van 't brugje, ligt een bruine boot. In 't blauw verschiet verrijst de reuzentoren Der grijze kerk; met blijgewiekte klanken Doortrilt de lucht melodisch klokkenspel. Geen andre wandlaar gaat langs de oude huizen Dan, diep gedoken in haar zwarten mantel, Een stokoud moedertje en, met tragen tred, 't Brevier ter hand, een prevelende priester. Vorige Volgende