Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] XLV. Vesperklok. Laag boven 't veld, waar blanke najaarsdampen Den bruinen grond een zilverwade weven, Zinkt, gloeiendroode, stralenlooze vuurbal, De zon ter kimme en zijgt, vermoeid, ter ruste. Van 't grauwe dorpje, aan 's kerkjes voet gelegerd, Klinkt over 't veld de verre Vesperklok. Zijn bede preevlend, buigt de sterke landman Den stierennek en, steunend op zijn spade, Tot driemaal toe, bekruist hij borst en voorhoofd. Dan heft hij 't hoofd, van 't zwoegen moe, ten hemel, Die prachtig prijkt met zachten karmozijngloed, Onttrekt den akker fluks de flinke spade, Legt, als een veêr, haar op den breeden schouder En, dwars het veld door, rept de man zich dorpwaarts. Vorige Volgende