Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] XXXVII. Het veerhuis. Ginds, waar de landweg langs 't riviertje kronkelt, Ligt, tusschen 't loof, het zonbegloorde veerhuis. In 't boerentuintje, waar, een deuntje fluitend, Een blonde knaap de kiezelpaadjes opharkt, En bijen gonzen, bloeit de stijve stokroos. In 't weemlend water, blauw met zonnevonken, Ligt, naast de pont, een roodgestreepte boot. Traag, tusschen de oevers groen van golvend loover, Drijft, nu en dan, een zwaan gelijk, een zeilschip. En dicht bij 't water speelt een bruine kroeskop In 't warme zand, waar, zacht, van blanke abeelen En zilvren berken, trillend lommer zijgt. Vorige Volgende