Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] XXXIII. Herfstmiddag. Warm werpt haar glans de milde middagzon Op 't najaarsloof, en 't groen smelt weg in goud, Als ware heden elke zonnestraal De tooverstave van een toovenaar. Hoe weemlend glijdt, door 't blond bruin bladerdak Van beuk en eik, op haag en heesterhout, Het levend licht en kust den rossen grond, Bezaaid met blaadren of bekleed met mos! Ginds blinkt de weg, een golvend gouden streep, Waar, nu en dan, een snelle hoefslag dreunt, En vlug, een paard, blij snuivend, voorwaarts rent, Den rijweg langs, tot waar hem 't loof verbergt. Vorige Volgende